Weinig woorden dragen zo’n gewicht als memento mori, “ge
denk te sterven”.
Het is een uitdaging die eeuwen heeft overbrugd, een echo uit
kloosters, schildersateliers en studeerkamers.
Eeuwenlang keken kunstenaars, denkers en dichters de
dood recht in de ogen. Niet om hem te bezweren, maar om
het leven in zijn scherpste contouren te zien.
In schedels tussen boeken, in bloemen die al hun geur
verliezen, terwijl de verf nog nat is, in zelfportretten waarin
de schilder zichzelf afbeeldt als een rottend lichaam, schuilt
een eenvoudige maar ontregelende waarheid: wie zijn sterfe
lijkheid onder ogen durft te zien, leeft dieper.
Dit boek is geen verzameling lugubere curiosa, maar een
reis langs kunstwerken die afscheid nemen tot een vorm van
schoonheid hebben verheven. Het voert van de verstilde Va
nitas-schilderijen van de Gouden Eeuw naar fotografie die
het fragiele, broze bestaan in beeld brengt. Het laat zien hoe
religie, filosofie en kunst al eeuwenlang hetzelfde gesprek voe
ren: over de zin van sterven en daarmee over de zin van leven.
In onze tijd is de dood weggestopt achter zie
kenhuisdeuren en bedekt met woorden en frasen.
Memento mori nodigt uit tot het tegenovergestelde: kijken,
voelen, erkennen. Want misschien begint werkelijk zien pas
wanneer we ons niet langer afkeren van het einde